donderdag 9 april 2009

Turkse katten

Ik ben opgegroeid met katten om me heen. Bij mijn geboorte had mijn moeder maar liefst drie katten, een moeder en haar twee jonkies. En die "moeder" poes was mijn moeders eerste eigen poes. Nog steeds vertellen mij ouders vol bewondering over haar speciale gaven. Deze poes heette Duman. Zij was door mijn ouders meegenomen uit Istanbul, na een vakantie. Geen idee over hoe ze het moesten aanpakken, hebben ze Duman in een tas meegesmokkelt het vliegtuig in. De douane had het wel gezien, maar besloot een oogje dicht te knijpen. Duman was toen nog een klein katje. Het bleek al gauw een hele bijzondere poes te zijn, die veel menselijke trekjes vertoonde. Toen Duman eenmaal zelf moeder werd, nam ze deze taak ook heel serieus. Als alle katten buiten waren en mijn moeder de katten naar binnen wilde roepen, kwam Duman er het eerst aan en wachtte bij de deuropening op haar twee jongen. Heel beschermend. Na mijn geboorte besloot mijn moeder dat drie katten te veel waren en bracht ze de twee jongen naar de dierenarts. Duman bleef bij ons. Later is ze aangereden door een auto, en heeft ze het gered om naar huis te kruipen, voordat ze overleed. Natuurlijk waren mijn ouders allebei erg aangeslagen. Maar door dit fantastische diertje zijn katten daarna nooit meer uit ons leven verdwenen. De ene kat na de andere volgde in de jaren waarin ik opgroeide in ons huis. De een was een beetje simpel, de ander een beetje schuw, maar nooit meer zo bijzonder als Duman. Hier een foto met Duman in het midden en aan weerszijden haar jongen.


Sindsdien hebben mijn moeder en ik de gewoonte om wanneer we in Istanbul zijn steeds achter de straatkatten aan te gaan. Ze te voeren, te aaien. Mijn vader vind dat helemaal niet erg, hij zoekt steeds naar die ene bijzondere kat met menselijke trekjes. Een paar jaar geleden waren mijn ouders weer in Istanbul, op bezoek bij mijn oma in Bakirkoy. En tijdens een wandeling door de stad liepen ze langs een visboer waar een heel jong klein pikzwart katje een veel te grote vis probeerde te verorberen. En ja hoor, mijn moeder was verkocht. Ze besloten later nog eens terug te komen met een kattenmand om het diertje mee te nemen naar mijn oma. De visboer beloofde hem in de gaten te houden. Toen mijn ouders terugkwamen, had de visboer het katje in een kartonnen doos gezet en er een lekker visje bij gedaan dat zo groot was als het diertje zelf. Je begrijpt dat het katje een uur in de wind stonk naar vis. Ze brachten het katje naar mijn oma (die niks van katten moet hebben) en wasten hem. Helaas bleef de visgeur nog een paar weken hangen aan het beestje. De dierenarts zorgde voor de nodige inentingen en het "paspoort". En een paar dagen later ging dit zwarte katje mee naar Nederland. Hij groeide op tot een grote, statige en sterke kater die we Sultan hebben genoemd. Zo groot dat mensen hem voor een hond aanzien. Zwart als de nacht met twee groene ogen. Hij heeft zich gehecht aan een enkele persoon (de andere mensen in het huishouden zijn bijzaak voor Sultan). Mijn vader is zijn onbetwiste favouriet.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten